Flexibiliseringsfactoren zijn factoren die gebruikt worden om uw pensioen te herrekenen als u gebruik wilt maken van een keuzemogelijkheid. Het gaat om ruil-, vervroegings- en uitstelfactoren en afkoopvoeten.
Flexibiliseringsfactoren kunnen jaarlijks in januari worden aangepast en zijn vooral afhankelijk van de rente en de levensverwachting. Heb je een pensioenregeling waarbij is afgesproken dat (een deel van) de factoren gegarandeerd is gedurende de contractperiode? Dan kijken we per keer welke factoren gunstiger zijn voor de deelnemer.
Wil je weten wat de factoren zijn? Hieronder volgt een overzicht.
Download hier de flexibiliseringsfactoren voor het Werknemerspensioen die gelden vanaf 1 januari 2024.
Hieronder zie je de factoren voor de overige pensioenregelingen.
Volgens de Pensioenwet heeft de deelnemer het recht om op de ontslagdatum een deel van het opgebouwde levenslang ouderdomspensioen aan te wenden voor aankoop van een premievrij, tijdelijk partnerpensioen met levenslange uitkering. Dit geldt alleen voor deelnemers waarbij het partnerpensioen op risicobasis is verzekerd, of waarbij het opgebouwde partnerpensioen minder dan 70% van het levenslang ouderdomspensioen bedraagt.
Niet al het kapitaal mag uitgeruild worden. Hieronder staan de tabellen waarmee je de uitruil kunt berekenen. In de voorbeeldberekening kun je zien hoe je beide tabellen gebruikt.
Niet al het kapitaal mag uitgeruild worden. Hieronder staan de tabellen waarmee je de uitruil kunt berekenen. In de voorbeeldberekening kun je zien hoe je beide tabellen gebruikt.
Ook bij een uitkeringsovereenkomst mag bij ontslag een gedeelte van het ouderdomspensioen geruild worden voor een deel tijdelijk partnerpensioen. Hieronder zie je ruilfactoren en een voorbeeldberekening.
Het is fiscaal toegestaan om op de ingangsdatum van het pensioen een gelijkblijvend ouderdomspensioen om te zetten in een pensioen dat gedurende een bepaalde periode hoger is en daarna naar beneden wordt bijgesteld. Dit wordt een ‘hoog/laag constructie’ genoemd. De verhouding tussen de ‘hoge’ en de ‘lage’ uitkering mag maximaal 100:75 bedragen.
Daarnaast moet de leeftijd op het omslagpunt een hele leeftijd zijn. Stel, iemand gaat met 66 jaar en 3 maanden met pensioen, en wil de eerste 5 jaar een hogere uitkering, dus tot 71 jaar en 3 maanden. Omdat we geen gebroken leeftijden kunnen verwerken, wordt de leeftijd waarop het lagere gedeelte ingaat 71 jaar, en niet tot 71 jaar en 3 maanden. Hier wordt in de berekening uiteraard rekening mee gehouden.
Hoog/laag en laag/hoog constructies worden niet standaard aangeboden. Wanneer een werkgever dit aanbiedt, kan de deelnemer met de onderstaande tabellen hier de uitkering berekenen.
Bij de berekening maken we gebruik van de standaard uitstel- en vervroegingsfactoren. Er wordt een deel van het pensioen uitgesteld (bij laag/hoog) of vervroegd (bij hoog/laag) om tot de juiste uitkering te komen.
In de pensioenregeling werken we met een pensioenrichtleeftijd. Dit is de leeftijd waar we in de pensioenregeling mee rekenen. Per 1 januari 2018 is de fiscale pensioenrichtleeftijd naar 68 jaar gegaan. Je hoeft niet tot 68-jarige leeftijd te werken. Je kunt het pensioen ook eerder of later laten ingaan. Om de uitkering om te rekenen naar de juiste leeftijd, worden onderstaande tabellen gebuikt.
Afkoop van pensioen is mogelijk op de pensioendatum als de deelnemer een klein pensioen heeft óf gebruik wil maken van 'Bedrag Ineens'.
Als op de ingangsdatum van het pensioen het pensioenbedrag onder de afkoopgrens ligt, ontvangt de pensioengerechtigde van a.s.r. de keuze voor een maandelijkse of een éénmalige uitbetaling (afkoop klein pensioen).
Het komt voor dat een deelnemer uit meerdere pensioenpolissen aanspraak heeft op (klein) pensioen. De opgebouwde pensioenaanspraken worden dan per werkgever bij elkaar opgeteld. Bij meerdere dienstverbanden bij dezelfde werkgever is het van belang of er sprake is van een aaneengesloten dienstverband.
Voor het optellen van de aanspraken geldt dat verschillende ‘pensioensoorten’, zoals levenslang ouderdomspensioen, tijdelijk ouderdomspensioen en prepensioen ieder apart worden beoordeeld qua hoogte. Het kan voorkomen dat het tijdelijk ouderdomspensioen wel wordt afgekocht maar het levenslang ouderdomspensioen niet.
Er is nieuwe wetgeving in de maak. U kunt, als u met pensioen gaat, maximaal 10% van uw pensioen in één keer ontvangen. U mag zelf bepalen waarvoor u dat bedrag gebruikt. U kunt er schulden mee aflossen, zoals uw hypotheek. Of u kunt het bijvoorbeeld gebruiken om te reizen. De beoogde ingangsdatum van de wetgeving is 1 juli 2023. Is de wet dan nog niet ingegaan? Dan mag u nog niet van dit recht gebruikmaken.
Het bedrag dat u ineens ontvangt is gelijk aan de afkoopwaarde van (maximaal) 10% van uw ouderdomspensioen. Het pensioen dat overblijft moet boven de afkoopgrens liggen.
Hieronder staan de verschillende tabellen met afkoopvoeten.
Heb je vragen, neem contact op met de adviseur of de contactpersoon bij a.s.r.