In de ogen van centrale bankiers is inflatie nog altijd te laag. Maar korte rentes, het meest gebruikelijke instrument om de inflatie te sturen, kunnen niet veel verder verlaagd worden. En ook de grenzen van kwantitatieve verruiming (opkopen van waardepapieren, zoals staatsobligaties, van commerciële banken op economie te stimuleren) zijn al behoorlijk ver opgerekt. Centrale banken zoeken naar nieuwe mogelijkheden om inflatieverwachtingen te sturen. De Fed (Amerikaanse centrale bank) heeft daarbij het voortouw genomen. De inflatiedoelstelling in de VS van 2% wordt opgerekt; wanneer de inflatie een tijdlang onder 2% is gebleven, zal de Fed de rente pas verhogen als de inflatie daarna ook een langere tijd boven 2% is uitgekomen. Dit duidt er op dat de Fed de Amerikaanse basisrente later zal verhogen dan tot nu toe gedacht.