Het nieuwe pensioenstelsel vraagt om verandering. Het biedt werkgevers niet alleen uitdagingen, maar ook kansen. Samen met adviseurs helpen we werkgevers vooruit. De Wet toekomst pensioenen is in werking getreden. En uiterlijk 1 januari 2028* moeten pensioenregelingen voldoen aan de nieuwe regels.
* Dit moet nog in de nadere wetgeving worden aangepast.
De belangrijkste reden de Wet toekomst pensioenen is het toekomstbestendig maken van pensioenen. De Wet toekomst pensioenen is in werking getreden. Werkgevers hebben tot 1 januari 2028 de tijd om hun pensioenregeling aan te passen.
Met de Wet toekomst pensioenen veranderen er op hoofdlijnen twee dingen:
De belangrijkste ontwikkeling is dat er in het nieuwe pensioenstelsel alleen nog maar pensioen via de dc-regelingen (defined contribution) kan worden opgebouwd. Hierbij staat de hoogte van de pensioenuitkering vooraf niet vast en wordt die mede bepaald door het beleggingsrendement (tenzij wordt gekozen voor inkoop van een gegarandeerde uitkering).
De tweede verandering is dat de premie voor de pensioenopbouw voor iedereen standaard voortaan gelijk is (oftewel: een vlakke premie). Bij zo’n vlakke premie krijgt iedereen hetzelfde premiepercentage, ongeacht de leeftijd. Veel werkgevers hebben op dit moment een leeftijdsafhankelijke premie: hoe ouder je bent, hoe hoger de premie. Lees in dit blog over hoe je als werkgever de transitie naar de beschikbare premieregeling kan invullen.
Op 25 mei 2023 organiseerde a.s.r. een webinar over de Wet toekomst pensioenen, Folkert Pama, directeur Pensioenen bij a.s.r., en Joost Keizer, specialist inkomen & duurzame inzetbaarheid over ‘Wet toekomst pensioenen en goed werkgeverschap’ en de gevolgen voor de adviespraktijk. Bekijk de webinar.
Door de nieuwe Wet toekomst pensioenen zijn er vijf veranderingen voor werkgevers en werknemers.
De AOW-leeftijd stijgt mee met de levensverwachting. Vanaf 2025 stijgt deze leeftijd minder snel dan eerder is vastgesteld. Door de minder snelle stijging van de AOW-leeftijd ligt deze in 2024 op 67 jaar. De pensioenrichtleeftijd is dan 68 jaar. Dit heeft gevolgen voor werknemers waarvan het pensioen gebaseerd is op beleggingen, waarbij gekeken wordt naar het beleggingsrisicoprofiel. Naarmate de pensioenrichtleeftijd dichterbij komt, wordt het risico meestal afgebouwd. Wanneer de werknemer er dan voor kiest om eerder met pensioen te gaan, wordt dat risico niet optimaal afgebouwd.
Daarom hebben wij bij a.s.r. de ‘persoonlijke pensioenleeftijd’ geïntroduceerd. De werknemer geeft dan de eigen gekozen pensioendatum door. En wij stemmen de beleggingen en renteafdekking daarop af. Zo is het risico dus optimaal afgestemd op de persoonlijke situatie en is het risico optimaal afgedekt.
Met deze nieuwe mogelijkheid kan de werknemer ervoor kiezen om een deel van het pensioen (maximaal tot 10%) in één keer te laten uitbetalen. Dat kan direct op de pensioendatum. Gaat de werknemer met pensioen in de maand waarin de AOW ingaat? Of gaat de werknemer met pensioen de maand nadat de AOW ingaat? Dan kan de werknemer het bedrag ineens laten betalen in januari van het volgende jaar, meestal hoeft er dan minder belasting betaald te worden.
De keuze voor het moment heeft invloed op de hoogte van het pensioen. Op zowel de maandelijkse als de eenmalige.
Via het Verbond van Verzekeraars houden we samen met andere verzekeraars de uitwerking van bovengenoemde veranderingen nauwlettend in de gaten. We zijn continu in gesprek. Zo proberen we met elkaar een goede en werkbare wet- en regelgeving te laten ontstaan. In ieder geval doen we er alles aan om werkgevers en hun werknemers goed en duidelijk te informeren en te activeren. Dat doen we samen met adviseurs.
Voor bestaande beschikbare premieregelingen met een leeftijdsafhankelijke premie maakt de Wet toekomst pensioenen (Wtp) een uitzondering. Die mogen in stand blijven voor de huidige deelnemers. Ook mag je je bestaande middelloonregeling omzetten naar een beschikbare premieregeling met een oplopende premie. En deze daarna in stand houden voor de bestaande deelnemers. Dit betekent dat je in elke leeftijdscategorie ongeveer hetzelfde opbouwt.
Voorwaarde is wel dat de middelloonregeling vóór 1 januari 2028 is omgezet. Daarnaast moet de hoogte van de leeftijdsafhankelijke premies binnen het wettelijk kader blijven.
Misschien lijkt 1 januari 2028 nog ver weg. Maar er is voor die tijd veel te doen. Zo moeten werkgevers beslissen of ze voor het huidige personeel gebruikmaken van het overgangsrecht (tot de laatste werknemer uit de pensioenregeling uit dienst is). Of dat ze één nieuwe pensioenregeling willen voor alle werknemers. Dan moet de pensioenregeling voor het huidige personeel namelijk gewijzigd worden. Dat heeft de nodige voeten in de aarde. De werknemers moeten meegenomen worden in keuzes en financiële consequenties. De werkgever is zelfs verplicht een transitieplan hiervoor op te stellen. Kortom, het is verstandig om als werkgever niet te lang te wachten en je te laten adviseren door een pensioenadviseur.
Sluit je na 1 juli 2023 als werkgever voor het eerst een pensioenregeling af, dan moet deze gelijk voldoen aan de nieuwe regels. Dat houdt in: een vlakke premie voor iedereen (dus geen overgangsrecht) en het nieuwe nabestaandenpensioen.