De auto, de bus en het vliegtuig zijn nog steeds de populairste vervoermiddelen om mee op vakantie te gaan. Maar duurzamere alternatieven, zoals treinvakanties en fietsvakanties, winnen langzaam aan populariteit. Noortje kiest het liefst voor de trein én de fiets. De vakantie begint voor haar zo al vanaf de allereerste kilometer: ‘Op deze manier zie je zó veel meer dan vanuit een vliegtuig of vanaf de snelweg. Dat maakt het onderweg zijn vaak net zo leuk als de bestemmingen zelf.’
Haar eerste grote treinreis maakte Noortje in 2014. Met de nachttrein van Utrecht naar Kopenhagen, en vanaf daar door naar Oslo en Stockholm. Daarna met tussenstops helemaal van het noordwesten naar het zuidoosten van Europa, tot aan Istanbul. En vanaf daar weer met tussenstops naar het zuidwesten, tot aan Lissabon. In totaal was Noortje een maand onderweg: ‘Door nachttreinen en hogesnelheidstreinen te combineren, kan je prima grote afstanden overbruggen. In een nachttrein kan je vaak een kleine coupé boeken met alleen een stapelbed en een wastafel. Meer heb je op zo’n moment niet nodig. Ik vind heel leuk om in het ene land in slaap te vallen en in het volgende land wakker te worden.’
Toen Noortje ontdekte dat op de eilanden Sicilië, Sardinië en Corsica ook treinsporen liggen, was het idee voor de volgende reis snel geboren. Ook hierbij maakten nachttreinen onderdeel uit van het reisplan: ‘Van Rome naar Sicilië hadden we bijvoorbeeld ook een nachttrein. De hele trein gaat dan gewoon op de veerboot. En tussen de eilanden varen ook nachtboten met comfortabele hutten, ideaal.’ Een aantal jaar later ging zoontje Pep (toen 5 jaar) voor het eerst mee op een buitenlandse treinreis: ‘We hebben toen bewust gekozen om Spanje en Portugal rond te gaan met de trein. Dat is prima te doen met een kind, de treinen en de spoorverbindingen zijn daar ook heel goed.’
Naast reizen met de trein kwam Pep ook al heel jong in aanraking met internationale fietsreizen. Noortje: ‘We zijn ook fanatieke fietsers, dus we wilden ook graag een internationale fietsreis maken. Om te oefenen hebben we eerst de Vennbahn gedaan, van Luxemburg naar Aken. Dat was nog vrij dicht bij huis en beviel goed, dus toen durfden we wel wat verder. Daarna hebben we onder meer de Alpe-Adria route gedaan, van de Oostenrijkse Alpen naar de Adriatische kust. Pep ging overal mee naartoe in de fietskar en hij vond het geweldig. We picknickten ook elke dag gezellig langs de route. Vaak waren dat oude spoortrajecten, die zijn omgetoverd tot mooie nieuwe fietspaden. Je fietst dan echt nog door oude spoortunnels, over omgebouwde spoorbruggen en zelfs door voormalige stations.’
Dat haar manier van reizen ook heel duurzaam is, vond Noortje eerst vooral een prettige bijkomstigheid. Maar gaandeweg werd het steeds meer een ‘sport’ om zo duurzaam mogelijk bezig te blijven: ‘Dat doen we in het dagelijks leven ook, en ook met reizen is dat niet zo moeilijk vol te houden. En dat hoeft niet altijd per trein of per fiets te zijn hoor, elektrische campers vinden we bijvoorbeeld ook heel interessant. Die zijn echt ideaal om ook te kunnen reizen door gebieden waar weinig goede spoorverbindingen liggen. Bijvoorbeeld de Balkan, daar hebben we nog maar een klein deel van gezien. En de fietsen kunnen dan ook gewoon mee. Natuurlijk moeten er dan wel voldoende oplaadpunten voor de camper zijn, maar dat is iets wat je prima van tevoren kan uitzoeken.’